De zwemmer (die niet kon zwemmen, Stad aan het Haringvliet 1962)

Het water staat binnen vijf minuten tot mijn lippen
mijn voeten worden uit het wier
en de koffiedroes getrokken
ongeduldig water
mijn hoofd gaat onder
alles is heel wit en er gaan
miljoenen kleine luchtbelletjes langs
gelukkig waait het niet
onder de waterlijn

ik probeer te pakken
te grijpen
maar steeds is het mis

er is niks
mijn hoofd gaat onder
ik hou mijn vingers tegen het licht
de stroom trekt aan mijn enkels
een diepte
die geen diepte is

ik probeer te pakken
te grijpen
maar steeds is het mis

ik adem onder water
mijn ogen worden gespoeld
ik ben eenzaam
mijn hoofd gaat onder
de ebstroom trekt me mee
naar de bodem
ik drijf onder water
ik vecht me kapot
ik roep onder water
het water zwijgt
geen weg terug

ik probeer te pakken
te grijpen
maar steeds is het mis

dan wordt er aan mijn armen getrokken
ik hoest mijn longen leeg
de ene helft van mijn denken
ligt op het droge
de andere is nog nat
ik hoor de stenen kraken
basaltkeien vol littekens
zacht water
iemand schreeuwt
“je bent gered”
de zeilen worden gehesen
de zon doet zeer
en ik
ik word langzaam warm


Vers: Ben F. Wesdijk
Beeld: Nel van Otzel




Vorige

Een schrijfster als godin

Volgende

Je levensreis (zicht op het eiland van Odysseus)

Facebook twitter Whatsapp