Bedankje

De stemmen luiden daar hun klokken,
jij zit daar maar, tussen
de brokken,
voor jou, riep hij, tegen de and’ren,
ik zal hem blijvende verand’ren.

Klim jij maar rustig in je toren,
daarboven, kun je d’englen horen,
ze suizen heel hoog over je heen,
je ziet het licht,
nooit meer alleen.

Nu ga je opwaarts , in je dromen,
laat de goedheid nu maar komen,
een mens,
zo levend als het vuur,
zijn hart, dat slaat wel ieder uur.

De rust keert terug, en
geeft weer vlug,
je krachten,
bedankt,
voor ’t wachten.


Vers: Ben F. Wesdijk




Vorige

Zomergedicht

Volgende

In vuur en vlam

Facebook twitter Whatsapp