Nacht
De nacht gooit roet in ’t eten,
avonturieren is mijn vak,
een jongen met een pracht verleden,
soms gaat hij wel eens uit zijn dak.
Steeds moet hij alweer overleven,
de toekomst staat weer voor de deur,
voor enkelen duurt het leed maar even,
daarom wordt het hem geen sleur.
Wacht niet alleen maar tot de morgen,
kan me niet schelen waar ik ga,
gooi toch weg die nare zorgen,
ik weet dat ik niet alleen sta.
Wat wordt de volgende bestemming,
die ik dan weer aan ga doen,
weet u, ik heb geen enk’le remming,
er is nog meer dan enkel poen.
Vers: Ben F. Wesdijk
Vorige